HOOFDSTUK 99—STUDENTEN DER OPLEIDINGSSCHOOL
Die studenten, die belijden God lief te hebben en de waarheid te gehoorzamen moeten die graad van zelfbeheersing en van vastheid van godsdienstig beginsel bezitten, waardoor ze in staat gesteld worden staande te blijven te midden van de verzoekingen en het voor Jezus op te nemen op de school, in hun kosthuis, of waar ze ook maar mogen zijn. Godsdienst is niet iets, dat men enkel als een jas aan heeft in het huis Gods, maar een godsdienstig beginsel moet het gehele leven karakteriseren. Die drinken uit de bron des levens zullen niet, als de wereldling, een hunkerend verlangen openbaren naar verandering en vermaak. In hun gedrag en karakter zal de rust, de vrede en het geluk gezien worden, die ze gevonden hebben in Jezus door dagelijks hun moeiten en lasten aan Zijn voeten te leggen. Zij zullen tonen dat er tevredenheid en zelfs blijdschap is op de weg der ge-hoorzaamheid en der plicht. Dezulken zullen een invloed uitoefenen op hun mede-studenten, die de gehele school ten goede komt. Die tot dit trouwe leger behoren, zullen de leraars en professoren bezielen en bemoedigen door hun pogen zich te voegen naar de regels en voorschriften in hef tegengaan van elke aard van onoprechtheid, van disharmonie en van verzuim. Van hun invloed gaat een reddende kracht uit en hun werken zullen in de grote dag Gods niet vergaan, maar zullen hen navolgen in de toekomstige wereld; en de invloed van hun leven hier zal zich openbaren door al de eindeloze eeuwen der eeuwigheid heen. Een oprechte, gewetensvolle, trouwe jonge man op school vertegenwoordigt een niet te waarderen schat. Engelen des hemels zien vol liefde op hem neer. Zijn dierbare Heiland heeft hem lief, en in het 1880, Vol. 4, blz. 432—435
(Het werk in lowa) Grootboek des Hemels zal vermeld staan elk werk der gerechtigheid, elke weerstane verzoeking, elk overwonnen kwaad. Zo zal hij bij zichzelven een goed fundament wegleggen tegen de tijd, die te komen staat, opdat hij beslag zal mogen leggen op het eeuwige leven....USG1 558.1
In een grote mate hangt van de Christelijke jeugd het behoud en de bestendigheid af van de instituten, welke God als middelen heeft verordineerd om Zijn werk voortgang te doen vinden. Deze zware verantwoordelijkheid rust op de jonge mensen van heden, die weldra in het werk zullen komen. Nooit is er een tijd geweest dat zulke belangrijke resultaten afhingen van een mensen-geslacht; hoe belangrijk is het dan dat de jeugdigen klaargemaakt worden voor het grote werk, zodat God hen als Zijn instrumenten kan gebruiken. Hun Schepper doet rechten gelden op hen, die alle anderen overtreffen.USG1 559.1
Het is God, die het leven en elke physieke en geestelijke gave geschonken heeft, die zij bezitten. Hij heeft hun vermogens geschonken om verstandig te gebruiken, opdat hun een werk toevertrouwd kan worden, dat blijvend is door alle eeuwigheid. Als tegenprestatie van Zijn grote gaven maakt Hij aanspraak op een verplicht cultiveren en oefenen van hun intellectuele en morele eigenschappen. Hij gaf hun deze talenten niet enkel voor hun genoegen, of om ze te misbruiken door tegen Zijn wil en Zijn voorzienigheid in te werken, maar opdat ze die zouden toepassen om de kennis der waarheid en der heilig’ heid in de wereld te bevorderen. Hij maakt aanspraak op hun dankbaarheid, hun verering en liefde voor Zijn aanhoudende goedheid en grenzeloze genade. Hij eist strikte gehoorzaamheid aan Zijn wetten en alle wijze voorschriften, die de jeugd zullen behoeden en bewaren tegen de listen van Satan en hen zullen leiden op de weg des vredes. Wanneer de jonge mensen konden zien dat, door zich te schikken naar de wetten en voorschriften van onze instellingen, ze enkel dat doen wat ten goede komt aan hun plaats in de maatschappij, het karakter opvoedt, de geest veredelt, en hun geluk bevordert, dan zouden ze niet opstandig worden tegen rechtvaardige regels en gezonde eisen, noch zich lenen om achterdocht en vooroordeel te wekken tegen deze instituten. Onze jonge mensen moeten een geest van energie en van trouw bezitten om aan de hun gestelde eisen te voldoen en dit zal het welslagen garanderen. Het wilde, roekeloze karakter van velen onder de jongeren in dit tijdsbestek der wereld is hartbrekend. Maar hun ouders thuis hebben daaraan veel schuld. Zonder de vreze Gods kan niemand waarlijk gelukkig zijn.USG1 559.2
* * * * *