Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    WARE EN VALSE RIJKDOMMEN

    “Indien dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!” Vers 23. Er was in de belevenis derzulken een moment, dat het licht, hun gegeven, niet gewaardeerd werd, en dat werd duisternis. In dat verband zei de engel: “Gijlieden kunt de schatten der aarde niet liefhebben en aanbidden, en in bezit zijn van de ware rijkdommen.” Toen de jongeling tot Jezus kwam en tot Hem zeide: “Goede Meester, wat zal ik goeds doen opdat ik het eeuwige leven hebbe?” (Mattheus 19:16), stelde Jezus hem voor de keuze zich van zijn bezit te scheiden en het eeuwige leven hebben, of dat te verliezen door het bezit fe behouden. Zijn rijkdommen waren hem meer waard dan de hemelse schat. De voorwaarde, dat hij afstand moest doen van zijn schatten om die aan de armen te geven om een volgeling van Christus te kunnen worden en het eeuwige leven te hebben, doofde zijn verlangen; en hij ging bedroefd weg.USG1 129.1

    Zij, die mij getoond werden als hunkerend naar de aardse kroon, waren degenen, die tot alle middelen hun toevlucht nemen om bezit te verkrijgen. Zij worden als bezeten op dat punt. Al hun gedachten en energie zijn daarop gericht om maar aardse rijkdommen te ver-krijgen. Zij lopen de rechten van anderen onder de voet, en verdrukken de armen en onthouden de arbeider zijn loon. Wanneer ze voordeel kunnen trekken van hen, die armer en niet zo uitgeslapen zijn als zij, en aldus ingesteld worden om hun rijkdommen te vermeerderen, zullen ze geen moment aarzelen hen te onderdrukken, al zou dat die mensen ook tot de bedelstaf brengen.USG1 129.2

    De mensen, wier haren grijs waren door de ouderdom en wier gezichten doorgroefd waren van de zorgen, maar die nochtans begerig grepen naar de schatten binnenin de kroon, waren de bejaarden, die nog slechts enkele jaren te leven hebben. Nochtans streefden ze begerig naar hun aardse schatten. Hoe dichter ze bij hef graf kwamen, des te meer was hun begeerte daarop gericht. Voor hun eigen verwanten zorgden ze niet. De leden van hun eigen gezinnen mochten boven hun krachten zwoegen om waf geld over te sparen. Zij gebruikten dat niet tot welzijn van anderen of voor zichzelven. Voor hen was het voldoende te weten, dat ze het bezaten. Wanneer hun plicht om in de nooddruft der armen te voorzien, en Gods werk te ondersteunen, hun wordt voorgehouden, zetten ze een armzalig gezicht. Ze wilden met blijdschap de gave van het eeuwige leven aannemen, maar dat moet hun vooral niets kosten. De voorwaarden zijn te zwaar. Maar Abraham wilde zijn enige zoon niet achter houden. In gehoorzaamheid aan God kon hij van dit kind der belofte gemakkelijker afstand doen, dan velen afstand kunnen doen van hun aardse bezittingen.USG1 129.3

    Het deed pijnlijk aan naar diegenen te zien, die hadden moeten opwassen voor de heerlijkheid, en elke dag meer bereid hadden moeten zijn voor de onsterfelijkheid, nu al hun krachten inspannend om hun aardse schatten vast te houden. Dezulken, zo zag ik, konden van de hemelse schat niet het minste besef hebben. Hun sterke hang naar het aardse noodzaakt hen, dat hun werken laten zien, dat zij de hemelse erfenis niet voldoende waarderen om daarvoor een offer te brengen. De “jongeling” legde een gewilligheid aan de dag om de geboden te houden, nochtans zeide de Here hem, dat hem één ding ontbrak. Zijn verlangen ging uit naar het eeuwige leven, maar zijn liefde ging meer uit naar zijn aardse bezit. Velen bedriegen zichzelven. Zij hebben niet naar de waarheid gezocht als naar verborgen schatten. Hun krachten zijn niet gericht op het beste. Hun geest, die verlicht had kunnen zijn, door het licht des hemels, is bezwaard en vol zorg. “De zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleidingen des rijkdoms, en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar.” Markus 4:19. “Dezulken”, zei de engel, “staan zonder enig excuus.” ik zag dat het licht bij hen afnam. Zij hadden geen verlangen om de plechtige, belangrijke waarheden voor deze tijd te verstaan, en dachten dat ze best af waren zonder de kennis daarvan. Hun licht ging uit, en zij tastten rond in het duister.USG1 130.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents