Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 6—DE VROUWEN DER GEESTELIJKEN*1856, Vol. 1, blz. 137-140

    Ik zag de vrouwen van de geestelijken. Sommigen van hen zijn geen hulp voor haar mannen; nochtans belijden zij de boodschap van de derde engel. Zij bepalen zich meer bij haar eigen wensen en genoegens dan bij de wil van God, of hoe zij de handen van haar mannen kunnen omhoog houden door haar trouwe gebeden en nauwgezette wandel. Ik zag dat sommigen zo eigenzinnig en zelfzuchtig zijn, dat Satan van hen zijn werktuigen maakt, en door hen werkt, om de invloed en de bruikbaarheid van hun mannen teniet te doen. Ze voelen zich gerechtigd te klagen en te murmureren, wanneer ze moeilijkheden moeten meemaken. Zij vergeten het lijden en de beproevingen van de oude Christenen ter wille van de waarheid, en denken, dat ze haar eigen gang kunnen gaan, en eigen wil kunnen nastreven. Zij vergeten het lijden van Jezus, haar Meester. Zij vergeten de Man van Smarten, Die wist wal ellende was, Hij, Die nog geen plek had om Zijn hoofd neer te leggen. Zij denken gewoonweg niet aan dat heilige voorhoofd, doorboord met een doornenkroon. Zij vergeten Hem, die Zijn eigen kruishout naar Golgotha torsende, bezwijmde onder Zijn last. Niet enkel de last van het kruishout, maar de drukkende last van de zonden der wereld lag op Hem. Zij vergeten de gruwelijke spijkers, geslagen door Zijn tere handen en voeten, en Zijn angstige, in doodsstrijd geuite roep: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Mattheus 27 : 46; Markus 15 : 34. Na al dit voor hen verdragen lijden, voelen ze zich zo bitter weinig bereid om Christus‘ wille te lijden.USG1 34.2

    De personen, die ik zag, misleiden zichzelven. Zij hebben in deze aangelegenheid geen plaats noch aandeel. Zij hebben beslag gelegd op de waarheid, maar de waarheid heeft geen beslag gelegd op hen. Wanneer de waarheid, de heilige, belangrijke waarheid beslag op hen legt, zal het eigen-ik sterven; dan zal niet gezegd worden: “Ik wil daarheen gaan, ik wil hier niet blijven”; maar dan zal men zich in alle ernst afvragen: “Waar wil God mij plaatsen? Waar kan ik Hem ‘t best verheerlijken, en waar kan onze samenwerking het beste resultaat afwerpen?” Hun wil moet geheel opgaan in de wil van God. De eigenzinnigheid en het gebrek aan toewijding, welke sommigen van de vrouwen der geestelijken aan de dag leggen, zal hen plaatsen op de weg der zondaren; het bloed van zielen zal op haar kleren zijn. Enkelen van de geestelijken hebben een krachtig getuigenis afgelegd ten aanzien van de plichten en de verkeerdheden van de gemeente; maar het heeft niet het gewenste effect teweeg gebracht, omdat dat krachtig gegeven getuigenis zo op hun eigen vrouwen sloeg, en de straffe berisping werd op henzelven teruggekaatst. Hun eigen vrouwen staan hen in de weg, zijn een tegenspraak van hun getuigenis, waardoor hun invloed en bruikbaarheid teloor gaan; ze voelen zich moedeloos en ontmoedigd, zonder de eigenlijke oorzaak van dat kwaad te weten. Maar die is te vinden in het eigen gezin.USG1 35.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents