VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE ARMEN
Sommigen zijn bereid te geven naar hetgeen ze hebben en menen dat God dan geen verdere rechten meer op hen heeft, omdat ze niet veel bezitten. Ze kunnen niet sparen want alles is nodig voor het onderhoud van hun gezin. Maar velen uit die klasse zouden zich kunnen atvragen: Geef ik naar verhouding van wat ik had kunnen hebben? Hef is Gods bedoeling, dat ze een goed gebruik maken van hun lichamelijke en verstandelijke krachten. Sommigen hebben de hun door God gegeven be-kwaamheid niet ten volle toegepast. De mens is gesteld om te werken. Dat lag opgesloten in de vloek, omdat de zonde dat tot noodzaak maakte. “Weest... niet traag in de arbeid,” luidt de inscherping van de geïnspireerde apostel Paulus.USG1 392.2
Niemand, hetzij rijk of arm, kan God verheerlijken door een lui leven. Het gehele kapitaal, dat vele armen bezitten, bestaat in tijd en lichaamskracht, en dat wordt zo vaak verspild door gemakzucht en zorgeloze traagheid, zodat ze hun Here niets te brengen hebben in tienden en gaven. Indien christelijke mannen de wijsheid ontbreekt om van hun arbeid het beste profijt te trekken en om een juist gebruik te maken van hun physieke en verstandelijke krachten, moesten ze ootmoedig en nederig zijn om raad in te winnen bij hun broeders, opdat het beter oordeel van dezen zou voorzien in hun tekortkomingen. Vele arme mannen, die zich nu tevreden stellen met niets te doen ten bestwil van hun medemensen en voor de vooruitgang van Gods werk, zouden veel kunnen doen zo ze slechts wilden. Zij zijn evengoed verantwoording schuldig aan God ten aanzien van hun lichamelijke krachten als de rijke man ten aanzien van zijn geldelijk bezit.USG1 393.1
Sommigen, die middelen moesten inbrengen in het schathuis Gods, trekken daar nu uit. Er zijn er die nu arm zijn, maar die door een oordeelkundig gebruik van hun tijd verbetering in hun toestand konden brengen, door zich niet in te laten met patent-rechten, en door hun neiging om te speculeren te beteugelen, waar ze, liever dan door harde, moeizame arbeid, hun geld op een gemakkelijke wijze willen verdienen. Wanneer zij, die in hun leven niet geslaagd zijn, zich wilden laten onderrichten, dan konden ze zich gewennen aan hun gewoonten van zelfverloochening en een juiste economie, en dan zouden ze de voldoening smaken om de weldadigheid uit te oefenen, inplaats van daarop aangewezen te zijn. Er zijn heel wat trage dienstknechten. Wan-neer ze wilden doen wat in hun macht staat, dan zouden ze zo ', n grote zegen ervaren in het helpen van anderen, dat ze inderdaad zouden beseffen dat “het zaliger is te geven dan te ontvangen.”USG1 393.2
Een juist toegepaste goedwillendheid oefent op de verstandelijke en zedelijke krachten der mensen invloed uit, en spoort hen aan tot de gelukkigste actie om de behoeftigen tot een zegen te zijn en het werk Gods te bevorderen. Indien zij, die bemiddeld zijn, zouden beseffen dat ze God verantwoording schuldig zijn van elke gulden, die ze uitgeven, dan zouden hun veronderstelde behoeften heel wat minder zijn. Indien hun de ogen geopend werden, zouden ze zien hoevele onnutte uitgaven er gedaan werden ter bevrediging van begeerte, hovaardij, ijdelheid en liefde voor vermaak, en hoe des Heren geld, dat aan Zijn werk gewijd moest worden, verkwist wordt. Die de goederen huns Heren verspillen, zullen straks voor hun Meester rekenschap van hun doen moeten afleggen.USG1 393.3